DE
BRIEF
Receptioniste : Goeiendag mijnheer. Waarmee kan ik
u van dienst zijn?
Klant : Dag mevrouw, ik heb hier een brief.
Receptioniste : Een brief?
Klant : Een brief uit Duitsland.
Receptioniste : Een brief uit Duitsland?
Klant : Ziet u, 't zit zo, een tijd geleden heb ik in de
stad een stel Duitsers ontmoet en wij, dat is te zeggen
zij hebben hier een boek gekocht.
Receptioniste : Mijnheer
Klant : Het boek Kroniek van de Abdij van Zemmeren, deel
II.
Receptioniste : Mijnheer
Klant : Op de kaft van dat boek stond wel deel II, maar
binnenin bleek deel I te steken, en
Receptioniste : Mijnheer
Klant : En dat hadden ze al.
Receptioniste : Mijnheer, eerste verdieping. Wilt
u uw verhaal daar overdoen? Eerste verdieping. Goeiendag.
Klant : Eerste verdieping? Oké, dank u wel.
Dáág.
...
Verkoopster : Goeiemiddag, kan ik u helpen?
Klant : Dag mevrouw, ik heb vanmorgen een brief ontvangen,
een brief uit Duitsland.
Verkoopster : Een brief uit Duitsland?
Klant : Ja, van een stel Duisters dat ik een paar weken
geleden in de stad ontmoet heb. Ze hebben hier een
boek gekocht. Kroniek van de Abdij van Zemmeren.
Verkoopster : De reeks Kroniek van de Abdij van Zemmeren,
zegt u? We zitten voor het ogenblik zonder.
Uitverkocht.
Klant : Nee nee, ziet u, die Duitsers hebben hier deel II
gekocht. Dat dachten ze toch. Maar binnenin
stak deel I, en dat hadden ze al. Kijk, hier staat
het, "Der Buchkauf war ein großer Reinfall, denn
in dem vermeintlichen Teil II, so stand es auf dem Buchdeckel,
steckte leider Teil I, und diesen Teil hatten wir schon."
Verkoopster : Komt u even mee, mijnheer? Mag ik die
brief alstublieft?
Klant : Alsjeblieft.
Verkoopster : Mevrouw Jambers gevraagd aan de hoofdkassa,
mevrouw Jambers gevraagd aan de hoofdkassa.
Klant : Wat denkt u, kan het geruild worden? Ze zullen
het kasticket niet meer hebben, veronderstel ik.
Verkoopster : Ogenblikje mijnheer.
Jambers : Ja?
Verkoopster : Mevrouw Jambers, ik heb hier een meneer met
een brief uit Duitsland.
Jambers : Een brief uit Duitsland?
Verkoopster : Van Duitsers die hier onlangs een boek gekocht
hebben.
Klant : Het boek Kroniek van de Abdij van Zemmeren.
Verkoopster : Een misdruk. In deel I stak deel II.
Klant : Nee mevrouw, nee, in deel II stak deel I.
Verkoopster : Een misdruk.
Jambers : Over wélk boek gaat het?
Verkoopster : Over Kroniek van de Abdij van Zemmeren, deel
I.
Klant : Deel II met deel I erin.
Verkoopster : Deel I dus.
Jambers : Geef me die brief eens, Renate.
Klant : Kijk, hier staat het "in dem vermeintlichen
Teil II, so stand es auf dem Buchdeckel,
Jambers : steckte leider Teil I". Ja ja.
Alstublieft, uw brief. Renate, maak een bon op voor
mijnheer.
Klant : Ze zullen het kasticket waarschijnlijk niet meer
hebben.
Jambers : Geen probleem mijnheer. Wij zijn enkel tevreden
met tevreden klanten. Renate, maak je een bon op voor
mijnheer? 'Middag.
Verkoopster : Komt in orde, mevrouw Jambers.
Klant : Dag mevrouw. Bedankt.
Verkoopster : Zo, be-ste-llen Kro-nie-k van de Ab-dij van
Zem-me-ren, déél I.
Klant : Nee nee, deel II.
Verkoopster : Déél II. Te rui-len te-gen
déél I.
Klant : Met deel II op de kaft.
Verkoopster : Heeft geen belang. Mag ik uw naam en
adres alstublieft?
Klant : Plivinovski Pe
Verkoopster : Mag ik uw pas alstublieft?
Klant : Alsjeblieft.
...
Verkoopster : Ziezo, een kopie van de bon. Zo gauw
het boek er is, laten we u iets weten. Goeiemiddag
mijnheer.
Klant : Bedankt. Het is toch niet nodig dat ik die
brief weer meeneem en het hele verhaal overdoe?
Verkoopster : Nee mijnheer, wilt u wel de bon goed bijhouden.
Klant : Oké, bedankt. Ik stuur vandaag nog
een brief terug. Dat het geregeld is, dat ze het boek
meebrengen, de volgende keer dat ze langskomen. Of
opsturen, als
Verkoopster : Tot ziens mijnheer.
Klant : Als ze niet van plan zijn om terug te komen.
Verkoopster : Tot ziens mijnheer.
Klant : Dag mevrouw, bedankt.
Verkoopster : Mijnheer, mijnheer, uw pas.
Klant : Dank u wel. Dag mevrouw.
|